Het Woud – gedicht
HET WOUD
Diep onder de oorspronkelijke wegen lopen lijnen van licht
Een wegwijzer onleesbaar en oud knarst en wijst naar het woud
Een naderend onweer geeft weerlicht
Plotselinge wind breekt een boomtak die bijna sierlijk en doelgericht naar een doelloos mensenlichaam zweeft
dat van nu af
anders leeft
De aders in een platte steen -zo zie ik nu- bevatten de landkaart waarop die
lichte lijnen staan
De lijnen die naar binnen gaan en daar met alles samen vallen
Langs stenen- en houten gezichten Hierheen – Daarheen roepend
niet met oren te verstaan
kom ik daar uiteindelijk eindelijk aan
Dan glijden langs de helling
de wachters van het woud
en word ik omringd door honderden jaren vastberaden hout dat mij niet
door zal laten
Maanden – jaren -eeuwen Zonnehitte – regenen en sneeuwen Hoe lang stond ik tussen die bomen waar in lengte en in breedte
nog meer hout werd aangemaakt die in de diepte naar die lijnen reikten die tenslotte werden aangeraakt
Toen klonk een stem rondom de bomen: Hij mag komen
Hij mag komen
En zijn we langzaamaan
de helling opgegaan
De bomen hielden halt
en wezen met hun houten handen dat ik hogerop moest gaan
Langs water en met
mos begroeide stenen
kwam ik op de top van de heuvel aan
Daar lag een grote witte steen omringd door zacht dansende lichten opstijgend uit de tekens
van haar onuitsprekelijke naam
Ik ben daar nooit meer weggegaan…..
Jalf Flach – Spa 2019 9